Een oude woning

Als we door Goirle lopen zien we een veelheid aan huisstijlen, stijlen waarin de woningen gebouwd zijn: villa Stella (Kloosterstraat), villa Anna (Bergstraat), villa Blanca (Tilburgseweg) en villa Agatha (Kerkstraat) zijn totaal verschillend. De overeenkomst is dat ze gebouwd zijn tussen ca 1900 en 1930. Woningen van voor 1900 zijn in ons dorp op de vingers van enkele handen te tellen.

Echtpaar
Woningen van voor 1850 zijn nog moeilijker te vinden en woningen van voor 1800 nog maar één. En sinds vele jaren is dit eigenlijk ook geen woning meer maar onderdeel van Museum De Schutsboom aan de Nieuwe Rielseweg. We hebben het hier over het Smiske. Een huisje van voor 1800 waarvan we schatten dat het uit de laatste decennia van de 18e eeuw zal zijn. Op de eerste kadasterkaarten van Goirle uit 1832 staat het al te ‘pronken’ en lijkt dichter op zijn buurman te staan dan nu het geval is. Het is zomaar het oudste woonhuis van Goirle dat in 1968 door Pierre van Beek al eens omschreven werd als een oud mensje dat door de dood vergeten is. 

En daar mag Goirle blij mee zijn. ’t Smiske is gewoon het oudste woonhuis van het dorp. Maar ook het oudste bedrijfspand, want het was een wevershuisje waarin thuiswerkers hun brood moesten verdienen met het weven van linnen.

Wat heeft dit huisje in zijn (of moet ik schrijven haar of het?) bestaan allemaal meegemaakt? Op de eerste plaats natuurlijk bewoning door vele mensen maar ook de geschiedenis is eraan voorbijgetrokken. Nadat het 100 jaar aan een zandweg gelegen had werd de weg verhard: in 1895 kreeg de Nieuwe Rielseweg een kasseiendek en hobbelde men voortaan over deze straat naar Riel. Wat bewoning betreft hebben er volgens de overlevering in gewoond: Drik van den Hout, Sus van Iersel, Kees van Gils met zijn zoon, Drik van Gestel, A. Schellekens, Kees en Jans van de Laar, J. Sprengers-van Herk en Jan en Gustje Huijbrechts. Mogelijk meerdere want we staan niet voor volledigheid in. 

Jan Huijbrechts was de laatste thuiswever die hier woonde en werkte, zijn broer Gust ging met het ‘pak’ de boer op om te verkopen.  Behalve over bewoning wordt er in oudere teksten ook verhaald over zoutsmokkel in de 19e eeuw waarbij de smokkelaars een pad over de grond achter het Smiske gebruikten.

Jan Huijbrechts achter het weefgetouw

Ze legden hun smokkelwaar in een schuurtje achter het huisje en wachtten geduldig af tot de kust veilig was om op smokkeltocht naar België te gaan: zout kende een flink prijsverschil tussen beide landen wat de smokkel interessant maakte

Toen Lenard Brock in de 50-er jaren zijn kruidenierswinkel in het ernaast gelegen pand ging verbouwen zette hij zijn winkelvoorraad in het Smiske en werd het tijdelijk een winkel. Blijkbaar was Lenard op enig moment eigenaar van het pand geworden en kon hij het zo gebruiken. Ook werd het in die tijd gebruikt als eiermijn, een plek waar eieren ‘geschouwd’ werden en daarna verhandeld. Nadat de winkel van Lenard weer geopend was op nummer 43 bleef het Smiske met nummer 41 verder verstoken van bewoning. Toen in 1962 het pand te koop kwam werd het door de Heemkundige Kring aangekocht met de bedoeling er een heemkamer en museum in te vestigen. Dat vereiste wel enig hak- en breekwerk: bedsteden eruit, fornuis eruit en ruimte maken voor de museale inhoud. Het kwam op den duur zo vol te staan dat je er eigenlijk ‘je kont nog niet kon keren’. Nadat het zo een tiental jaren had gefungeerd, met openstellingen tijdens de zomermaanden op zondag tussen 3 en 5, werd het hoog tijd aan een goede restauratie te gaan werken. Dit moest wel in overleg met de gemeente want die had het pandje inmiddels op de monumentenlijst gezet. Het dak werd vernieuwd, de cementlaag op de gevels afgebikt en netjes met ijsselsteentjes gemetseld, de vorm van het dak werd gewijzigd van een puntgevel naar een gevel met wolfsdak (vergelijk de oude foto met de huidige toestand en U snapt het). Dit leverde een ander aanzien op en in 1974 kon het heropend worden. Nog steeds stond het vol met museale voorwerpen: een weefgetouw dat men uit Tilburg gekregen had en later door dezelfde schenker in eeuwig eigendom afgestaan werd, een muziekmachine (Kalliope) die nu in het halletje van het museum staat, vele urnen uit de prehistorie, echt of kopie, allerhande gebruiksvoorwerpen die men van Goirlenaren kreeg, de inboedel van een klompenmaker, bodemmonsters uit de omgeving van Goirle, religieuze zaken uit de eerste helft van de 20e eeuw en allerlei klein huisraad uit “grootmoeders tijd”. Nadat echter in 1974 het museum gereedkwam na een maandenlange verbouwing door de vrijwilligers kreeg het gebouwtje weer lucht en kon het ingericht worden als woonhuisje van rond 1900-1930. Zo kennen we het nu nog steeds: een woning van de gewone, misschien wat armere textielarbeider uit het begin van de 20e eeuw. In vergelijking met musea in den lande die een toonkamer hebben van het chic van de bevolking mogen we hier hartstikke blij en trots op zijn. Waarvan akte!

Tijdelijke winkel in het Smiske
Restauratie begin jaren 70.