Ja, vroeger waren we een heuse heerlijkheid, de Heerlijkheid van Goirle om precies te zijn. Dat betekende nog niet automatisch dat het hier heerlijk toeven was, maar dat Goirle het eigendom was van een heer. En ook Riel was een heerlijkheid, weliswaar niet verenigd met Goirle, maar ressorterend onder Hilvarenbeek. De heerlijkheid Goirle was zelf eeuwenlang bestuurlijk verbonden met Tilburg.
Tot 1387 had Goirle direct onder het gezag gestaan van de hertogen en hertogin van Brabant, verschillende Hendriken, Jannen en Johanna van Brabant. Voor de hertogen en hertogin vormden hun bezittingen een belangrijke bron van inkomsten. Ze hieven belasting over vee en akkerland en verkochten of verpachtten het jachtrecht, het visserijrecht en het molenrecht. Alle inkomsten die ze hiermee binnenhaalden waren echter lang niet altijd voldoende om zich als onafhankelijk hertogdom te kunnen handhaven tussen machtige buren. De hertogen Jan III en Wenceslas en hertogin Johanna waren in de tweede helft van de veertiende eeuw daarom voortdurend bezig hun inkomsten te vergroten. En dat betekende toen ook al: belastingen verhogen.
Ook leent Johanna van Brabant in 1387 bij Paulus van Haastrecht het aanzienlijke bedrag van 4000 Franse schilden (een destijds gebruikelijke gouden munteenheid). Als onderpand krijgt hij daarvoor o.a. de dorpen Tilburg & Goirle in beheer. De lening wordt nooit meer afgelost, want de hertogelijke geldproblemen waren chronisch. Goirle bleef met Tilburg daarom de volgende eeuwen als heerlijkheid in bezit van een aantal “heerlijke” families.
De namen van die families zien we vandaag de dag in het Goirlese straatbeeld terug. Straten, pleinen, zelfs een hele wijk zijn vernoemd naar de eertijds heerlijke families, zoals bv. de Van Haestrechtstraat, Van Malsenstraat, Van Hessen-Kasselstraat en wijk Grobbendonck.
Vanaf 1387 was het Paulus en daarna nog ruim een eeuw andere leden van de familie Van Haastrecht die het bewind voerden in Goirle en Tilburg. Margriet van Haastrecht, de achterkleindochter van Paulus, trouwde een Van Malsen waardoor deze familie de heerlijkheden in bezit kreeg. Een ander familielid, Karel van Malsen, was in 1566 een van de ondertekenaars van het smeekschrift dat Margaretha van Parma werd aangeboden in Brussel. Deze gebeurtenis vormde de aanloop naar de tachtigjarige oorlog. In 1621 overlijdt Adriaan, de laatste mannelijke Van Malsen.
Zijn zus Maria was getrouwd met Antonie Schets van Grobbendonck die zich na de dood van Adriaan heer van Goirle (en Tilburg) mocht gaan noemen. Antonie Schets leidde als militair gouverneur in 1629 de vergeefse verdediging van Den Bosch tegen Frederik Hendrik. Charles van Grobbendonck, de kleinzoon van Antonie en Marie, moet in 1710 de heerlijkheden Tilburg en Goirle wegens zware schulden verkopen.
De militaire gouverneur van Breda, de protestantse Duitse landgraaf Willem van Hessen-Kassel, wordt de nieuwe eigenaar. Hij was vooral een heer op afstand, ook omdat hij later nog militair gouverneur van Maastricht werd. Hij woonde niet op het Tilburgse kasteel in de Hasselt, zoals de meeste heerlijke families voor hem, maar liet ter plaatse al zijn zaken behartigen door het dorpsbestuur, bestaande uit drost en 7 schepenen. Daarvan kwamen er 5 uit Tilburg en 2 uit Goirle. Met deze twee schepenen was officieel de inbreng vanuit de heerlijkheid Goirle gewaarborgd, maar je kunt je voorstellen dat het bestuur vooral vanuit een Tilburgs perspectief werd uitgeoefend. Omvang en inwonertal waren immers vele malen groter dan die van Goirle. Nog geen 50 jaar later, in 1754, worden de heerlijkheden opnieuw verkocht. Dit keer aan Gijsbert van Steenbergen, heer van Hogendorp.
Bij zijn aantreden verlangt Gijsbert van Hogendorp een bienvenue (welkomstgeschenk) van 1000 rijksdaalders. Gijsbert was in de veronderstelling dat dat een goed gebruik was waarmee de nieuwe heer werd ingehaald. Maar in Goirle en Tilburg dachten ze daar toch echt anders over. Zo’n heer komt sowieso al allerlei heffingen opleggen en wil daar dan ook nog eens, op eigen verzoek, financieel voor beloond worden. Gekker moet het niet worden. Een bedrag van 110 dukaten was mooi genoeg als cadeautje, maar die fooi werd door Gijsbert afgewezen. Het leidde van meet af aan tot een stroeve, soms ongemakkelijke verhouding tussen heer en dagelijks bestuur. Zo weigerde Gijsbert bijvoorbeeld de voordrachten vanuit het dorpsbestuur voor de invulling van bestuursfuncties goed te keuren. De verhoudingen werden er niet beter op. En helemaal niet toen de heer in 1763 grond van de gemeenschappelijk beheerde woeste gronden wilde kopen om te kunnen ontginnen (inkomsten!). Dat ging ten koste van het areaal dat beschikbaar was voor de bewoners van Goirle en Tilburg om er schapen te weiden, hout te hakken, leem en turf te steken e.d. Die Gijsbert heeft zich hier niet geliefd gemaakt. Na zijn overlijden in 1785 bestuurt Jacoba Broncken de heerlijkheid, die we dan wel een Vrouwelijkheid mogen noemen. Na haar dood in 1788 neemt hun zoon Diederik het stokje over.
