Het is 7 augustus 1942, vroeg in de ochtend in Rotterdam. Een aantal verzetsmensen plaatst een springlading op het spoor in de havenstad in de hoop daarmee een trein te treffen die er die ochtend langs moet komen. Een trein vol met verlofgangers van het Duitse leger. Om 6.45 uur fietst een spoorarbeider langs deze plek en ziet nog juist het pakketje liggen waarna het ontploft. Zwaargewond blijft hij liggen totdat hulp verschijnt. Als snel komen de Duitsers erachter dat hun trein het hoofddoel van de aanslag was en ze eisen maatregelen ter represaille. De leiding van de Wehrmacht eist het fusilleren van 20 gijzelaars. Bevelhebber Rauter stelt dat dat te veel is en wil niet verder gaan dan 5 gijzelaars. Zo wordt besloten. Maar eerst verschijnt er een advertentie in de kranten met de oproep aan de daders om zich te melden. Ondanks stevig Duits onderzoek worden de daders niet gevonden en ze geven zichzelf ook niet aan: ze duiken onder.
Een regel van de Duitsers is: als we zeggen dat gijzelaars gefusilleerd zullen worden, dan worden ze ook gefusilleerd indien niet aan onze eisen wordt voldaan. Dus worden op 14 augustus 5 mensen van hun bed gelicht in de gijzelaarskampen in Haaren en Sint-Michielsgestel. Daar zaten vele belangrijke Nederlanders gevangen die met hun leven borg moesten staan voor verzetsactiviteiten. In Haaren worden Willem Ruys en Chris Bennekers met hun bagage naar Sint-Michielsgestel gebracht waar Alexander Schimmelpenninck van der Oye, Otto van Limburg Stirum en Robert Baelde gevangen zaten. Nadat ze in de gelegenheid gesteld waren om nog een brief naar hun geliefden te schrijven of met een geestelijke te spreken werden ze afgevoerd naar de bossen van Gorp en Roovert in Brabant. Hier werden ze in de vroege ochtend van 15 augustus 1942 gefusilleerd. Nadat hun lichamen in een tevoren gegraven kuil waren gegooid met de palen waaraan ze gebonden waren geweest en deze dichtgegooid was, vertrokken de Duitsers na nog enige camouflage toegepast te hebben.
Het was echter boswachter Marinus van Heerebeek die op zijn ronde enig rumoer gehoord had en dus poolshoogte ging nemen in de bossen die hij op zijn duimpje kende. Hij werd gesnapt door aanwezige militairen maar omdat hij boswachter was lieten ze hem vertrekken. Enkele uren later keerde hij echter terug om te ontdekken dat er in de grond gewerkt was. Nadat hij in de krant gelezen had over de terechtstelling van 5 mensen voor de treinaanslag in Rotterdam concludeerde hij dat e.e.a. met elkaar te maken kon hebben. Samen met zijn werkgever Eduard van Puijenbroek en enkele anderen ging hij naar de bewuste plek om te ontdekken dat daar inderdaad mensen begraven waren. Ze besloten dit stil te houden tot na de oorlog. Na de bevrijding werd met de autoriteiten contact gezocht en pas op 9 juni 1945 kwamen deze naar Goirle om het te onderzoeken. Men vond 5 lijken, door elkaar liggend alsof ze erin gesmeten waren, de palen over de lijken gelegd, vermoedelijk om het doorzakken van grond tegen te gaan. Na opgraving van de lijken werden deze naar het Elisabethziekenhuis in Tilburg gebracht voor nader onderzoek. Hierna werden de families in de gelegenheid gesteld om hun dierbaren in hun eigen woonomgeving te begraven. De families van Alexander Schimmelpenninck van der Oye en van Otto van Limburg-Stirum besloten echter dat hun dierbaren moesten blijven liggen op de plek waar ze gevallen waren.
.Dankzij medewerking van de familie van Puijenbroek werden zij ook op die plek begraven.
Vanaf 15 augustus, 3 jaar na hun overlijden, werd elk jaar een herdenkingsbijeenkomst gehouden in de bossen van Gorp en Roovert te hunner gedachtenis door hun families. De jaren 50 en 60 gingen voorbij en langzaam begon Goirle te groeien.
Eind jaren 60 werden plannen gemaakt om de wijk Grobbendonck te realiseren. Tijdens een van de bijeenkomsten van de straatnamencommissie van de gemeente werd geopperd straten te vernoemen naar prijswinnaars van de Nobelprijs voor de vrede.
Toen moet ook de gedachte gekomen zijn om dan ook de 5 gijzelaars met een straatnaam te herdenken. Na enkele wijzigingen in het plan van Grobbendonck kwamen deze 5 namen terecht in de noordoosthoek van de wijk waar we nu de Willem Ruysstraat, Robert Baeldestraat, Christoffel Bennekersstraat, de Schimmelpenninck van der Oye straat en de Van Limburg-Stirumstraat vinden.
Jammer alleen dat de gemeente in haar bezuinigingen bij het plaatsen van nieuwe straatnaamborden in die wijk de ondertitels weggelaten heeft zodat we niet meer kunnen zien en lezen dat mensen als Pater Dominique Pire (in 1958), Martin Luther King (in 1964), Albert Schweitzer (in 1952), Ralph Bunche (in 1950), Tobias Asser (in 1911) en Henri Dunant (in 1901) ooit de Nobelprijs voor de vrede wonnen, Costermann-Boodt een gemeentearts was en Robert Baelde, Willem Ruys, Chris Bennekers, Alexander Schimmelpenninck van der Oye en Otto van Limburg-Stirum gijzelaars waren die met hun leven betaalden in de strijd voor de vrijheid van Nederland.
Eenzelfde verarming vinden we in de pastoorsbuurt waar ook de ondertitels van de straatnaambordjes verdwenen zijn (op een enkele na, zie foto) en op de nieuwste bordjes van straten van burgemeesters en wethouders. Jammer.