De wonderen zijn de wereld nog niet uit en ook in Goirle hebben zich in de loop der eeuwen merkwaardige gebeurtenissen voorgedaan. De archieven en de volksoverlevering getuigen ervan. De verhalen die rondgingen geven een mooi inkijkje in het dagelijkse leven en belevingswereld van de vroegere Goirlenaren.
De miserabele geschiedenis van Wouter van Erve (1587)
Eind zestiende eeuw raast de pest door Brabant. Goirle wordt niet ontzien. De een na de ander valt ten prooi aan de zwarte dood. Wie geluk heeft ontspringt de dans. Zoals Katrien Bussers op wie de pest geen vat krijgt; ze overleefde eerder al eens een epidemie. Nu verzorgt ze zo goed als het kan degenen die ziek worden. De schepenen betalen haar ervoor. Ook Wouter van Erven en Thonis van Ravels zijn nog gezond. Op een onstuimige herfstavond zitten ze in de Rode Leeuw; het enig café in Goirle dat nog open is. En ze drinken er een goeie pint bier; het enige medicijn dat helpt tegen de pest. Wouter heeft een stukje land net om de hoek, achter de Kerkweg. Toen Thonis er net langs kwam liep de Witte Vrouw met hem op. Een veeg teken, Wouter! Maar Wouter wil er niets van weten. Onzin, kwaadsprekerij! Op mijn akker geen witte vrouwen! De pastoor en schepen De Bont hadden het ook al gezegd, maar ’t is allemaal gezever. Kwaad slaat hij zijn laatste restje bier achterover. Het wordt hem zwart voor de ogen en hij struikelt naar buiten naar zijn akker. Hij zal ze …! De wind jaagt regen en hagel in zijn gezicht. Wankelend, misselijk loopt hij over zijn grond, en hij ziet dat een witte schim zich losmaakt uit het schaarhout en hem volgt. Als hij kijkt verschuilt de schim zich achter zijn rug. Als hij zich omdraait weer. Ze heeft geen hoofd. Kolère! Wouter hapt naar adem, loopt duizelig naar huis waar zijn hond hem niet herkent en gruwelijk aanslaat. IJlend en met blauwrode vlekken in zijn nek gaat hij te bed. De volgende dag wordt hij zwetend wakker. Hij braakt in bed en zelfs Katrien Bussers kan de pijn niet meer verlichten. ’s Avonds is hij dood. Sindsdien heet die akker van Wouter de Vrouwkesakker. ’s Avonds nooit langslopen!
Het gloeiend vèrreke van de Bakertand (negentiende eeuw)
Als vroeger een boerderij afbrandde, dan was dat de schuld van het gloeiend vèrreke. Dat werd altijd gezien vlak voordat er iets in de brand vloog. Op een van de boerderijen op de Bakertand, die ook een herberg was, kwam vaak een klein mysterieus mènneke. Het bissem-mènneke. Hij maakte en verkocht bezems, maar dat was dan ook alles wat men van hem wist. Hij zei nooit wat als je met hem praatte. En hij kwam altijd terug.
Enkele dagen voor kerstmis lag er een brandbrief bij Van Iersel onder de deur. Alarm! Besloten werd om een brandwacht in te stellen. Iedereen van de Bakertand en Stappegoor deed mee. Die van Van Iersel, van Heijkens en van Voskens. Op kerstnacht zaten ze in de herberg en langzaam ging de deur open. Het bissem-mènneke. Ze schrokken en sloegen een kruis. De jonge Van Iersel tekende met zijn stok een groot kruis in het zand op de vloer, waarop het ventje terstond lelijk begon te doen, te vloeken, te tieren en te stampvoeten. Het schuim stond hem op de mond en hij sprong tegen de muren en ramen omhoog. De vensterluiken sloegen tegen de muur. Het mènneke verdween in de nacht en is nooit meer gezien. Maar wie terugkeerde uit de nachtmis rook in de herberg de geur van zwavel en pek. En op de vloer waren nog jarenlang de schroeiplekken te zien van gloeiende varkenspoten.
Een wonder op de Veurhaai (1940)?
Eerste Pinksterdag 1941. Bezettingstijd. Op de Veurhaai heeft zich een wonder voorgedaan. Tilleke Jansen was ’s morgens wakker geworden en kon haar ogen niet geloven: het Theresiabeeldje in de hoek van haar kamer stond midden in de sneeuw. Als de buren zijn ingelicht en de buren van de buren, dan verspreidt het gerucht zich snel. Het is een mooie zomerse dag aan het worden en er komen steeds meer mensen vanuit de Dorpstraat aangelopen. Binnen de kortste keren is de Veurhaai een bedevaartsoord. De mensen verdringen zich voor het raam waar het beeldje is neergezet. Doris Couwenberg verkoopt ijsco’s en het kerkelijk gezag meldt zich. Pastoor Pessers en pater De Groot van Nieuwkerk. Pastoor Mutsaerts van de Theresiaparochie uit Tilburg meldt zich telefonisch. Waarom had Theresia Goirle toch gekozen?
Pastoor Pessers had ook zijn kerkmeester meegenomen, een scheikundige. Met enkele testjes ontluistert hij de hele gebeurtenis. Het gipsen beeldje was daags tevoren met een surrogaatzeep schoongemaakt. De zeep bevatte schimmelsporen die zich op het natte gips snel tot sneeuwachtige vlokjes hadden ontwikkeld. Ze hadden het kunnen weten: als je een Frans beeldje met Duits zeepsop wast gaat het schuimbekken.
